TITUS
Alexander der Groote
Part No. 30
Part: (2)
Van
den
coningen
van
Egypten
ende
van
den
biscoppen
van
Jherusalem
Chapter: 1
Line: 1
Als
voirseit
is
,
so
hadde
Alexander
sijn
lant
gedeelt
an
twaleven
,
Line: 2
dat
onlange
duerde
,
want
die
IIII
verwonnen
die
VIII
,
want
Philippus
,
Line: 3
sijn
brueder
,
was
coninc
in
Grieken
ende
Page of edition: [124c]
Antygonus
in
Azyen
,
Line: 4
ende
Selentus
[=
Seleucus]
in
Cyryen
,
ende
Tholomeus
in
Egypten
;
die
Line: 5
hadde
Alexanders
suster
.
Tholomeus
was
coninc
van
Egipten
.
Hi
quam
te
Line: 6
Jherusalem
,
recht
of
hi
sijn
offerhande
hadde
willen
daer
doen
.
Ende
Line: 7
het
was
op
enen
Saterdach
.
Hi
wist
wel
,
dat
si
dan
niet
en
vochten
.
Line: 8
Hi
beroefde
Jherusalem
ende
vinc
daer
voel
Joden
ende
hi
vercoftse
in
Line: 9
Egipten
.
Ende
dat
gesciede
onder
Yadus
,
den
biscop
,
die
Alexander
die
Line: 10
eer
dede
.
Doe
Yadus
starf
,
doe
wort
sijn
soen
Onyas
biscop
in
Line: 11
Jherusalem
.
Na
Onyas
wort
Symon
biscop
in
Jherusalem
.
Doe
starf
Line: 12
Tholomeus
ende
doe
wert
Filadelfus
coninc
in
Egipten
.
Dese
Line: 13
Filadelfus
,
die
hadde
grote
genoecht
in
die
boken
ende
hi
hoerde
van
Line: 14
die
Joden
,
die
in
Egipten
gevangen
waren
van
die
wet
Gods
,
die
die
Line: 15
hemelsche
,
almachtige
God(s)
mit
sinen
monde
gesproken
hadde
ende
die
Line: 16
begheerde
hi
te
hebben
.
Doe
was
daer
een
Griex
meester
,
die
hiet
Line: 17
Theopompus
die
soude
die
wet
scriven
uut
Ebreeus
in
Griex
ende
doe
Line: 18
hijt
begonnen
hadde
,
doe
wort
hi
verwoet
.
Doe
begont
een
ander
te
Line: 19
scriven
,
die
hiet
Theotectus
ende
die
wort
blint
.
Mer
doe
si
dat
Line: 20
scriven
afterlieten
,
doe
worden
si
gesont
.
Ende
doe
starf
die
biscop
Line: 21
Symon
ende
Onyas
,
sijn
kint
was
jonc
.
Doe
wort
Eleazarus
biscop
in
Line: 22
Jherusalem
,
Symons
brueder
.
Doe
screef
Fyladelfus
,
die
coninc
van
Line: 23
Egipten
,
enen
brief
an
Eleazarus
,
den
biscop
van
Jherusalem
,
dat
hi
Line: 24
hem
somme
oude
,
wise
mannen
senden
soude
van
den
Joden
,
die
hem
die
Line: 25
wet
Gods
scriven
soude[n]
uut
den
Ebreeus
in
Griex
.
Ende
hi
sende
IIM
Line: 26
Joden
,
die
Tholomeus
gevangen
hadde
,
weder
vry
in
Judeen
Page of edition: [124d]
ende
Line: 27
hi
cofter
XXM
mit
sinen
eygen
guede
,
die
Tholomeus
vercoft
hadde
ende
Line: 28
hi
sendese
vri
te
Jherusalem
.
Ende
oec
sende
hi
daermede
gout
ende
Line: 29
silver
ende
duerbaer
gesteent
,
den
tempel
Gods
mede
te
vercieren
.
Doe
Line: 30
die
biscop
Eleazarus
al
dese
saken
gesien
ende
gehoert
hadde
,
doe
Line: 31
sende
hi
LXXII
eerbaar
,
wijs
mannen
,
die
hem
die
wet
uutten
Line: 32
Ebreeuschen
in
Griex
settede[n]
.
Ende
doe
gaf
hi
alle
die
mannen
Line: 33
grote
cyerheit
ende
sendese
mit
eren
weder
thuys
.
Ende
hi
sende
den
Line: 34
biscop
Eleazarus
costelike
giften
ende
gulden
vaten
inden
tempel
ons
Line: 35
Heren
mede
te
dienen
.
Ende
hi
sende
hem
een
tafel
van
goude
,
verciert
Line: 36
met
costelic
gesteent
.
Onder
dese[n]
Philadelphus
was
een
cleerc
[=
Line: 37
clerc]
,
die
hiet
Socratus
[=
Sostratus]
,
die
maecte
een
vanden
Line: 38
meesten
wonderen
in
Alexandrieen
,
die
men
in
der
werelt
vint
.
Want
hi
Line: 39
maecte
een
toren
,
staende
in
die
zee
sonder
fondament
,
drivende
in
Line: 40
der
zee
op
III
glasen
,
die
ront
waren
,
onder
elken
hoec
een
glas
.
Line: 41
Deze
Fyladelfus
sterf
ende
sijn
brueder
Euergetes
die
wort
coninc
van
Line: 42
Egipten
,
ende
hi
wan
Syrien
ende
Azyen
.
Doe
was
Eleazarus
doot
ende
Line: 43
sijns
brueders
zoen
Onyas
,
die
biscop
wort
in
[Jherusalem]
.
Line: 44
Euergetes
,
die
coninc
van
Egipten
,
die
eyschede
weder
den
tyns
van
Line: 45
Jherusalem
,
die
Filadelfus
hem
verdregen
hadde
.
Mer
Onyas
,
die
biscop
Line: 46
ontseide
dat
.
Doe
was
Page of edition: [125a]
die
coninc
vertorent
.
Doe
sende
die
Line: 47
biscop
Onyas
sijn
soen
Josephus
totten
coninc
ende
maecte
vrede
.
Line: 48
Daerna
doe
sterf
Euergetes
ende
sijn
soen
Filopater
wort
coninc
in
Line: 49
Egipten
.
Ende
Onyas
was
biscop
in
Jherusalem
.
Ende
in
die
tijt
doe
Line: 50
maecte
Jhesus
Sydracs
soen
dat
boec
"Ecclesiasticus
."
Die
Filopater
Line: 51
wort
verwonnen
van
Antyochus
,
die
coninc
van
Sijryen
ende
hi
wort
Line: 52
coninc
van
Egipten
.
Ende
Onyas
was
doe
biscop
in
Jherusalem
.
Ende
Line: 53
Antyochus
die
settede
den
tyns
weder
op
die
Joden
,
die
Filadelfus
of
Line: 54
gedaan
hadde
.
Ende
hi
was
so
quaet
,
dat
daer
voel
volcs
over
hem
Line: 55
claechden
,
so
dat
Effricanus
van
Romen
quam
ende
dwanc
hem
,
dat
hi
Line: 56
sijn
oerlogen
afterliet
ende
hi
gaf
hem
sijn
kint
te
gysel
,
dat
Line: 57
Epyfanus
hiet
.
Deze
Antyochus
voer
tot
enen
tempel
,
daer
hi
groten
Line: 58
scat
waende
winnen
.
Die
papen
eerden
hem
ende
riepen
hem
inden
tempel
Line: 59
ende
daer
sloghen
si
hem
an
stucken
doot
.
Doe
die
Antyochus
doot
was
,
Line: 60
doe
wort
sijn
soen
coninc
in
Syrien
,
Celentus
[=
Seleucus]
.
Doe
sende
Line: 61
[hi]
Helyodorus
in
Jherusalem
om
den
tempel
te
roven
;
ende
doe
hi
in
Line: 62
den
tempel
quam
,
doe
sloech
hem
die
engel
Gods
doot
.
Die
biscop
Onyas
Line: 63
die
bat
voir
hem
ende
hi
stont
op
vander
doet
ende
was
gesont
.
Doe
hi
Line: 64
totten
coninc
Celentus
quam
,
doe
seide
hi
:
"Here
coninc
,
sijdi
op
Line: 65
yemant
Page of edition: [125b]
gram
,
sent
die
te
Jherusalem
inden
tempel
,
gi
wort
Line: 66
gewroken
."
Doe
Epyfanus
vernam
dat
sijn
vader
doot
was
daer
hy
te
Line: 67
Romen
te
gysel
lach
,
doe
toech
hi
uut
der
geselscap
[=
ghiselscap]
Line: 68
ende
quam
in
Syrien
ende
verdreef
sinen
broeder
ende
wort
daer
Line: 69
coninc
.
Ende
doe
starf
die
biscop
Onyas
ende
hi
en
liet
geen
kinder
.
Line: 70
Mer
hi
liet
twee
brueders
,
ende
elc
die
woude
biscop
wesen
.
Ende
want
Line: 71
die
coninc
van
Cyryen
Epifanus
een
Griex
[=
Griec]
was
,
so
Line: 72
verwandelden
die
bruederen
haer
namen
na
die
Griexe
namen
om
help
Line: 73
ende
vrientscap
van
den
Griexen
coninc
te
hebben
.
Want
Yadus
die
Line: 74
noemde
hem
Jasoen
ende
Jan
noemde
hem
Menelaus
,
omdat
se
Epyfanus
in
Line: 75
sijn
vrientscap
ontvangen
soude
.
Ende
doe
coft
Jason
dat
bisdom
jegen
Line: 76
Epyfanus
ende
om
die[r]
quaetheit
willen
,
so
ghinc
dat
heylige
vuer
Line: 77
uut
,
dat
opt
outaer
lach
,
die
in
LXX
jaren
nyet
uut
en
ghinc
,
daert
Line: 78
Yeremyas
onder
die
aerde
gedolven
hadde
.
Daerna
doe
na[m]
die
coninc
Line: 79
van
Syrien
Epyfanus
Josan
dat
bisdom
ende
gaft
sinen
brueder
Line: 80
Menelaus
.
Dese
Menelaus
die
beval
enen
man
,
hiet
Andronicus
,
dat
hi
Line: 81
Josan
,
den
biscop
,
soude
doot
slaen
,
als
hi
dede
.
Doe
wort
die
Line: 82
Epyfanus
toornich
,
omdat
die
rechte
Page of edition: [125c]
biscop
doot
geslagen
was
.
Line: 83
Doe
dede
hi
Andronicus
Jherusalem
omme
leden
ende
geselen
ende
daerna
Line: 84
onthoefden
.
Die
coninc
Epyfanus
toech
te
Egypten
ende
wan
dat
mit
Line: 85
verraet
.
Daerna
quam
hi
voir
Jherusalem
ende
die
biscop
Menelaus
die
Line: 86
dede
hem
die
poert
op
ende
hi
lede
hem
inden
tempel
;
ende
daer
nam
hi
Line: 87
uut
alle
die
gulden
vaten
,
die
gulden
tafel
,
die
gulden
pot
ende
alle
Line: 88
die
scyerheit
[=
cyerheit]
des
tempels
ende
hi
verboet
daer
den
Line: 89
dienst
Gods
te
doen
.
Ende
hi
settede
op
dat
outaer
Gods
sijn
afgod
Line: 90
Jupiter
,
dat
men
die
daer
eren
soude
.
Ende
in
die
duerbaer
gordijn
,
Line: 91
die
inden
(den)
tempel
hinc
,
daer
dede
hi
in
wercken
Jupiter
,
sijn
Line: 92
afgod
.
Ende
binnen
Jherusalem
op
Davids
toorn
,
daer
leide
hi
voel
Line: 93
Griecken
op
,
die
den
Joden
voel
verdriets
deden
,
want
wat
Joden
haer
Line: 94
kinder
dede[n]
besnijden
,
die
hingen
si
hals
an
hals
.
Ende
om
anxt
Line: 95
ende
om
vrese
van
der
doot
,
so
hebben
voel
Joden
die
wet
Gods
Line: 96
aftergelaten
.
Daerna
doe
waren
daer
twee
wiven
gewroecht
,
omdat
si
Line: 97
haer
kinder
besneden
.
Die
worden
an
haer
borsten
gehangen
ende
daerna
Line: 98
doer
die
stede
gesleept
ende
over
die
muur
geworpen
.
Doe
was
daer
een
Line: 99
Page of edition: [125d]
out
paep
,
hiet
Eleazarus
.
Die
woude
die
coninc
verckenvleis
Line: 100
doen
eten
;
ende
omdattet
in
die
wet
verboden
was
,
so
en
woude
hi
dat
Line: 101
niet
eten
.
Doe
seiden
sijn
vrienden
:
"Wi
sellen
u
ander
vleis
Line: 102
brengen
,
eet
dat
ende
sect
,
dattet
verckensvleis
is
."
Doe
seide
Line: 103
Eleazarus
:
"So
brac
ic
ymmer
die
wet
.
Ic
en
wil
mit
gene(n)
Line: 104
[be]veinstheit
ontgaen
.
Ic
wil
den
jongen
guet
exempel
laten
."
Doe
Line: 105
wort
Eleazarus
gedoot
,
omdat
hi
die
wet
Gods
niet
breken
en
woude
.
Line: 106
Daerna
wort
voer
den
coninc
gebracht
een
wijf
mit
seven
kinderen
,
Line: 107
omdat
si
geen
verckensvleis
en
wouden
eten
.
Epyfanus
dede
doe
een
Line: 108
groet
vuer
maken
ende
hi
seide
:
"Wilgi
verckensvleis
eten
,
ic
sel
u
Line: 109
grote
giften
geven
."
Die
moeder
troestese
daertoe
,
dat
sie
die
wet
Line: 110
souden
houden
.
Daer
nam
die
coninc
den
outsten
brueder
eerst
ende
Line: 111
dede
hem
die
tonge
opsnijden
[=
ofsnijden]
ende
doe
sijn
vel
vanden
Line: 112
hoefde
villen
,
ende
doe
sijn
handen
ende
sijn
voeten
opsnijden
[=
Line: 113
ofsnijden]
.
Ende
daerna
werp
men
hem
int
vuer
ende
verbarnde
hem
.
Line: 114
Ende
sulke
pijn
deed
men
alle
die
seven
bruederen
.
Ende
daerna
wort
Line: 115
die
moeder
mede
gedoot
.
This text is part of the
TITUS
edition of
Alexander der Groote
.
Copyright
TITUS Project
, Frankfurt a/M, 10.12.2008. No parts of this document may be republished in any form without prior permission by the copyright holder.