TITUS
Alexander der Groote: Part No. 7

Chapter: 7 

   
Line: 1 
      Ende in die tijt doe warp een merry een volen in des conincs
Line: 2 
   hof ende was seer wonderlic gedaen. Sijn voerste voeten waren
Line: 3 
   gescepen als een hert ende het at menschenvleis. Het hadde scarpe
Line: 4 
   tanden; het beet an sticken dat bi hem was. Doe dede die coninc den
Line: 5 
   paerde een stal maken van yser ende hi hielt dat paert om der
Line: 6 
   wonderlicheit willen; ende alle die veroerdelde luden, die men doden
Line: 7 
   soude, die gaf men den paerde te eten.




Copyright TITUS Project Frankfurt a/M 1999-2000. No parts of this document may be republished in any form without prior permission by the copyright holder.