TITUS
Alexander der Groote
Part No. 8
Chapter: 8
Line: 1
Op
een
tijt
doe
vraechde
die
coninc
sinen
afgod
,
wie
sijn
Line: 2
rijc
na
hem
besitten
soude
.
Doe
seide
die
afgod
:
"Die
dat
Page of edition: [116d
]
Line: 3
wonderlike
paert
can
beryden
,
die
sel
u
rijc
besitten
."
Op
een
tijt
Line: 4
wort
Alexander
geseit
van
dat
wonderlike
paert
,
dat
die
luden
plach
Line: 5
te
eten
.
Doe
ginc
Alexander
in
den
stal
ende
nam
dat
paert
by
sinen
Line: 6
manen
ende
spranc
daerop
ende
retet
sonder
salen
[=
sadel]
ende
Line: 7
sonder
toem
;
ende
dat
paert
was
hem
so
onderdaen
als
een
hont
sinen
Line: 8
meester
.
Ende
Alexander
gaf
dat
paert
enen
naem
ende
noemdet
Pucyfal
.
Line: 9
Doe
Alexander
XV
jaar
out
was
,
doe
was
daer
tot
eenre
steden
een
spul
Line: 10
beropen
.
Daer
quamen
alle
die
coningen
ende
die
heren
,
die
daer
Line: 11
omtrent
saten
.
Doe
sende
coninc
Phillips
van
Machedonyen
Alexander
Line: 12
mit
groter
eren
end
mit
voel
gesin
om
te
sien
ende
te
horen
.
Ende
Line: 13
daer
wort
een
gebot
gedaen
,
so
wie
die
vroemste
waer
,
die
soude
die
Line: 14
[=
den]
prijs
hebben
ende
een
vergulden
croen
boven
die
ander
heren
.
Line: 15
Doe
quam
daar
een
jonc
coninc
tot
den
spele
,
die
hiet
Nyclaus
.
Die
Line: 16
hadde
Alexander[s]
geselle
geweest
inder
scolen
.
Die
sprac
Alexander
Line: 17
toe
ende
seide
:
"God
gruet
u
,
coninc
Alexander
!"
Dat
versmade
Line: 18
Alexander
ende
sweech
al
stille
.
Doe
seide
Nyclaus
:
"Alexander
,
Line: 19
waerom
en
spreecgi
niet
mi
toe
?
Weet
gi
niet
,
dat
ic
een
coninc
ben
Line: 20
also
wel
als
gi
?"
Doe
seide
Alexander
:
"Vermeet
u
niets
te
voel
;
gi
Line: 21
en
weet
nyet
,
wat
u
gescien
mach
."
This text is part of the
TITUS
edition of
Alexander der Groote
.
Copyright
TITUS Project
, Frankfurt a/M, 10.12.2008. No parts of this document may be republished in any form without prior permission by the copyright holder.