TITUS
Alexander der Groote
Part No. 15
Chapter: 15
Line: 1
"Mijn
lieve
kint
,
gi
selt
weten
,
al
had
gi
al
die
werelt
te
Line: 2
hulp
,
so
en
mocht
gi
Alexander
niet
wederstaen
."
Doe
bedacht
Darius
Line: 3
sijn
moeder
,
sijn
wijf
ende
sijn
kinder
vangenis
.
Alexander
toech
Line: 4
vast
voert
ende
wan
al
die
steden
ende
die
sloten
,
daer
hi
voer
quam
.
Line: 5
Ten
lesten
doe
quam
Alexander
voer
een
groet
water
.
Daer
en
waren
Line: 6
geen
scepen
ende
hi
en
mocht
geen
bregge
daerover
maken
.
Daer
dede
Line: 7
onse
Here
God
een
teyken
,
ghelijc
dat
hi
dede
den
kinder
van
Ysrahel
.
Line: 8
Dat
water
sceide
hem
ende
Alexander
ghinc
daer
droechs
voets
over
mit
Line: 9
alle
sinen
volc
.
Dat
dede
God
daerom
,
omdat
hi
dat
quade
volc
Line: 10
verslaen
soude
om
haer
sonden
willen
.
Doe
Alexander
mit
al
sinen
volc
Line: 11
over
dat
water
was
,
doe
geboet
hi
,
dat
elc
man
een
stoc
an
sijn
paert
Line: 12
binden
soude
ende
laten
dat
na
hem
slepen
.
Dat
maecte
een
groet
stof
Line: 13
ende
groet
geluut
.
Doe
waenden
haer
vianden
,
dat
des
volcs
meer
was
Line: 14
dant
was
.
Doe
woude
Alexander
een
bode
gesent
hebben
tot
Darius
,
dat
Line: 15
hi
jegen
hem
quaem
striden
.
Doe
quam
daar
een
stemme
ende
seide
:
Line: 16
"Alexander
,
weest
zelve
die
bode
."
Doe
nam
Alexander
twee
trouwe
Line: 17
ridders
mit
hem
ende
reet
darwaert
.
Doe
quamen
si
voer
een
water
,
dat
Line: 18
des
nachts
was
toe
bevrosen
ende
des
daechs
wast
open
.
Des
nachts
Line: 19
reet
Alexander
daer
alleen
over
ende
die
twee
ridders
,
die
liet
hi
an
Line: 20
die
ander
side
ende
reet
alleen
tot
coninc
Darius
.
Doe
hi
tot
coninc
Line: 21
Darius
quam
,
doe
gruetede
hi
hem
ende
seide
:
"Coninc
Alexander
Line: 22
ontbiet
u
,
dat
hi
rede
is
te
striden
;
coemt
hoeneer
gi
wilt
ende
Line: 23
weest
onversaecht
."
Doe
seide
Darius
:
"Gi
spreket
also
stoutelic
,
of
Line: 24
gi
selve
Alexander
waert
;
u
dreygen
en
vervaert
mi
niet
."
Doe
lede
Line: 25
Darius
den
bode
inder
salen
ende
settede
hem
jegen
hem
over
ter
Line: 26
tafelen
.
Doe
Alexander
gegeten
hadde
ende
gedroncken
,
doe
stac
hi
Line: 27
alle
di
sulveren
vaten
in
sinen
bosem
,
die
men
hem
voirrechtede
.
Ten
Line: 28
lesten
seide
coninc
Darius
:
"Siegi
daerom
alhier
gecomen
,
dat
gi
onse
Line: 29
sulveren
vaten
sout
stelen
?"
Doe
seide
Alexander
:
"In
mijns
heren
Line: 30
hove
ist
een
manier
,
als
daer
comt
een
eerbaer
bode
,
al
die
sulveren
Line: 31
vaten
,
die
men
him
voirset
,
die
sijn
sijn
,
ende
siegi
also
eerbaren
Line: 32
coninc
als
Alexander
is
,
so
selgi
die
manyere
ende
die
gewoent
Line: 33
houden
,
die
hi
heeft
."
Doe
en
wist
coninc
Darius
niet
wat
seggen
ende
Line: 34
sweech
al
stille
.
Doe
was
daer
een
bode
,
die
hadde
geweest
Page of edition: [119c]
in
Line: 35
coninc
Alexanders
hof
,
so
dat
hi
hem
kende
.
Die
bode
seide
tot
Darius
Line: 36
al
heymelic
:
"Voirwaer
,
here
,
dit
is
Alexander
selve
."
Ende
dat
Line: 37
mercte
Alexander
ende
spranc
op
vander
tafel
ende
liep
uut
den
hove
Line: 38
ende
vant
daer
een
knecht
staen
mit
enen
paerde
;
hi
spranc
daerop
Line: 39
ende
reet
totten
water
,
[daer
hi
over
most
.
Doe
en
vant
hi
die
stede
Line: 40
niet
,
daert
bevrosen
was
,
mer
hi
reet
in
dat
water]
ende
dat
paert
Line: 41
verdranc
.
Mer
Alexander
quam
levende
te
lande
ende
quam
tot
sinen
Line: 42
heren
ende
seide
,
hoe
hi
gevaren
hadde
.
Daerna
doe
vergaderde
coninc
Line: 43
Darius
CM
mannen
ende
LXXXM
ende
quam
jegen
Alexander
te
stride
;
ende
Line: 44
Alexander
die
sloech
hem
of
IXM
man
ende
Alexander
verlos
C
ende
XXX
Line: 45
mannen
.
Doe
weec
coninc
Darius
mit
al
sinen
volc
ende
quam
to
Susen
,
Line: 46
in
sinen
stat
,
ende
Alexander
,
die
vervolchde
hem
ende
belach
die
Line: 47
stede
van
Susen
.
Doe
sende
hem
Darius
enen
brief
ende
geerde
genade
Line: 48
ende
lyde
verwonnen
ende
bat
,
dat
men
hem
senden
soude
sijn
moeder
,
Line: 49
sijn
wijf
ende
sijn
kinderen
,
hi
soude
hem
weder
senden
alsoe
voel
Line: 50
gouts
ende
silvers
,
als
hi
hebben
woude
.
Doe
ontboet
hem
Alexander
,
Line: 51
dat
hi
geen
gout
noch
zilver
[van
hem]
en
begeerde
,
mer
hi
gave
hem
Line: 52
selven
op
ende
al
sijn
lant
,
hi
soude
hem
dan
genade
doen
.
Onder
dit
Line: 53
so
ghingen
die
heren
te
rade
ende
si
en
waren
niet
eendrachtich
.
Ende
Line: 54
sonderlinge
so
waren
daer
Page of edition: [119d]
twee
heren
als
:
Bissus
ende
Line: 55
Arboranus
;
die
worden
te
rade
,
dat
si
coninc
Darius
doot
souden
Line: 56
slaen
;
ende
si
verlaechden
hem
ende
wonden
hem
ter
doot
.
Doe
seide
Line: 57
Darius
:
"O
,
gi
eerlike
heren
,
wat
heb
ic
u
misdaen
,
dat
gi
mi
dus
Line: 58
moerden
wilt
?
Alexander
sel
u
handelen
als
moerdenaren
,
die
haren
Line: 59
rechten
heer
verraden
."
This text is part of the
TITUS
edition of
Alexander der Groote
.
Copyright
TITUS Project
, Frankfurt a/M, 10.12.2008. No parts of this document may be republished in any form without prior permission by the copyright holder.