TITUS
Alexander der Groote
Part No. 18
Chapter: 18
Line: 1
Daerna
doe
toech
Alexander
van
Susen
ende
belach
eene
grote
Line: 2
stede
.
Ende
daer
waren
wise
meesters
in
der
stat
,
die
setteden
een
Line: 3
groet
scijf
midden
inder
stat
op
enen
hogen
boem
;
Page of edition: [121a]
ende
op
die
Line: 4
scijf
setten
se
een
venijn
[=
venijnt]
dier
,
dat
basilicus
hiet
;
mer
Line: 5
ten
mocht
nyement
in
die
stede
sien
ende
so
wie
[=
wien]
dat
dier
Line: 6
sach
,
die
starf
van
sinen
venijn
.
Doe
was
Aristoteles
bi
Alexander
.
Line: 7
Die
ordineerde
ende
geboet
,
dat
nyement
om
die
stede
gaen
en
soude
,
Line: 8
hi
en
soude
en
glavy
hebben
ende
daer
een
spiegel
an
hangen
.
Also
Line: 9
dede
al
dat
volc
ende
doe
dat
venijnde
dier
hem
selven
in
den
spiegel
Line: 10
spiegelde
,
doe
bleeft
doot
.
Ende
doe
die
meesters
ende
die
heren
van
Line: 11
der
stede
dat
vernamen
,
dat
Alexander
alsulke
wijsheit
bi
hem
hadde
,
Line: 12
doe
gingen
si
in
genaden
ende
gaven
die
stede
op
.
Daerna
doe
quam
Line: 13
Alexander
in
coninc
Porus
lant
.
Doe
screef
hem
coninc
Porus
enen
Line: 14
brief
,
aldus
inhoudende
:
"Coninc
Porus
van
Yndien
die
ontbiet
enen
Line: 15
struucrover
,
die
Alexander
hiet
:
Gi
hebt
verwonnen
enen
[=
een]
cranc
Line: 16
volc
;
gi
selt
weten
dat
ic
een
zegevechter
ben
,
want
die
Goden
ende
Line: 17
dat
volc
sijn
mi
onderdaen
.
Daerom
keert
weder
thuyswaert
,
of
gi
selt
Line: 18
scandelic
verslegen
worden
."
Alexander
die
screef
hem
weder
,
dat
hi
Line: 19
bereet
was
jegen
hem
te
striden
.
Doe
quam
coninc
Porus
met
enen
Line: 20
groten
heer
van
volc
ende
hadde
olyfanten
mit
hem
,
die
een
burch
op
Line: 21
haar
rug
drogen
,
gemaect
van
hout
ende
van
ijser
.
Daer
waren
in
wel
Line: 22
dortich
mannen
mit
vol
harnas
,
die
daer
uut
scoten
ende
vocht(ed)en
;
Line: 23
ende
die
olyfanten
,
die
beten
ende
scoerden
dat
volc
met
haren
mit
Line: 24
haren
monde
.
Doe
dede
Alexander
ghieten
metalen
mannen
die
binnen
hol
Line: 25
waren
ende
die
dede
hi
setten
,
daer
si
striden
souden
.
Ende
die
Line: 26
metalen
mannen
dede
hi
binnen
vol
vuers
doen
,
so
dat
si
alle
heet
Line: 27
waren
.
Doe
die
olyfanten
an
die
vianden
quamen
ende
haer
mulen
staken
Line: 28
an
die
metalen
mannen
ende
hem
daeran
barnden
,
doe
en
wouden
si
niet
Line: 29
voirwaert
,
men
si
liepen
afterwaert
ende
vertraden
haer
volc
.
Line: 30
Alexander
sat
op
sijn
paert
Pucyfal
ende
reet
in
sijn
vianden
;
ende
Line: 31
dat
paert
beet
ende
Alexander
sloech
ende
sijn
heren
volchden
hem
Line: 32
ende
daer
wort
voel
volcs
verslegen
an
beide
siden
.
Ende
coninc
Line: 33
Porus
,
die
quam
Alexander
alsoe
na
,
dat
hi
Pucyfal
sijn
paert
doot
Line: 34
stac
;
ende
doe
maecten
si
XX
dagen
bestant
,
omdat
si
die
doden
Line: 35
mochten
begraven
ende
haer
gequetste
luden
verbinden
.
Daerna
doe
die
Line: 36
XX
dagen
geleden
waren
,
doe
seide
Alexander
tot
coninc
Porus
:
"Wat
Line: 37
helptet
ons
,
dat
wi
voel
volcs
verslaen
ende
dat
wi
voel
sielen
ter
Line: 38
hellen
senden
.
Laet
ons
onder
ons
Page of edition: [121c]
tween
vechten
ende
so
wie
Line: 39
den
anderen
verwint
,
die
sel
heer
over
syn
volc
bliven
."
Ende
si
Line: 40
deden
also
;
si
vochten
onder
hem
tweeen
ende
Alexander
versloech
Line: 41
Porus
ende
bleef
heer
over
sijn
volc
.
Doe
gaf
hi
al
Porus
volc
Line: 42
vrihede[n]
ende
liet
se
weder
thuus
varen
.
Daerna
doe
quam
voir
Line: 43
Alexander
een
groete
clage
,
dat
daer
een
rover
op
der
see
was
,
die
Line: 44
die
coepluden
grote
scade
dede
.
Doe
dede
Alexander
scepen
toemaken
Line: 45
ende
die
rover
wort
gevangen
ende
voor
Alexander
gebracht
.
Doe
seide
Line: 46
Alexander
:
"Waerom
doe
gi
aldus
grote
scade
op
die
see
ende
neemt
die
Line: 47
coepluden
haer
guet
."
Doe
seide
[die]
rover
tot
Alexander
:
"Here
,
Line: 48
waerom
neem
gi
den
volc
haer
guet
opten
lande
ende
breect
end
barnt
Line: 49
die
sloten
ende
[die]
steden
ende
gi
maect
menigen
mens
lijfloes
ende
Line: 50
guedeloes
;
ende
gi
sijt
here
van
der
werelt
ende
gi
hebt
guets
Line: 51
genoech
te
verteren
ende
ic
[en]
hebbe
anders
nyet
te
verteren
dan
ic
Line: 52
met
roven
bi
der
zee
moet
winnen
."
[Doe
seide
Alexander
:]
"Doegijt
om
Line: 53
den
cost
te
winnen
,
so
sel
ic
u
versien
."
Doe
gaf
hem
Alexander
een
Line: 54
grote
stede
ende
seide
:
"Dese
stede
geef
ic
u
ende
ic
maec
u
daer
een
Line: 55
heer
of
ende
regiert
die
rechtvaerdelic
ende
doet
recht
.
Hoer
ic
Line: 56
clage
over
u
,
dat
sel
ic
over
u
rechten
."
Doe
leefde
Page of edition: [121d]
die
rover
Line: 57
rechtvaerdelic
.
Daerna
doe
bat
een
arm
man
Alexander
,
dat
hi
hem
een
Line: 58
penninc
geven
soude
.
Doe
gaf
hem
Alexander
een
grote
stede
ende
Line: 59
seide
:
"Die
stede
geef
ic
u
;
weest
daer
heer
over
."
Doe
seide
die
Line: 60
arme
man
:
"Lieve
here
,
dat
en
betaemt
mi
niet
te
hebben
."
Doe
seide
Line: 61
Alexander
:
"Ic
en
acht
daer
niet
op
,
wat
u
betaemt
te
hebben
,
maer
ic
Line: 62
acht
daerop
,
wat
mi
betaemt
te
geven
."
This text is part of the
TITUS
edition of
Alexander der Groote
.
Copyright
TITUS Project
, Frankfurt a/M, 10.12.2008. No parts of this document may be republished in any form without prior permission by the copyright holder.